In 1813 werd Windesheim verworven door H. A. Zwier baron de Vos van Steenwijk genaamd van Essen, waarna het een aantal malen via vererving over gegaan is. Begin 20e eeuw kwam het in handen van F. H. de Vos van Steenwijk (1910). Omstreeks 1914 huwde hij met gravin Schimmelpenninck van het Nijenhuis bij Diepenheim. Dit echtpaar heeft Leonard Springer de opdracht gegeven de directe omgeving van het landhuis te veranderen.
Springer zat toen in de laatste fase van zijn actieve carrière. Na 1920 heeft hij zich vooral voor allerlei vakverenigingen ingezet. Springer werkte het liefst in gemengde stijl, in een combinatie van landschapsstijl en de geometrische stijl.
Springer ontwierp voor Windesheim een geometrische bloementuin en een rozentuin (gedraaid ten opzichte van elkaar), beide opzij van het huis, en een geometrisch voorplein. Met het oogmerk om met deze geometrie een scherp contrast met het vrije gevormde landschapspark van Husly te bewerkstelligen.
De formele stijl die hier door Springer op het landgoed werd geïntroduceerd, had als gevolg dat het geheel een ‘adellijke’ uitstraling kreeg, wat goed paste bij de toenmalige opdrachtgever. De plaatsing van historische tuinen had als gevolg dat het geheel als ouder werd ervaren waarmee het bijdroeg aan de verhoging van de status van de opdrachtgever.
Daarnaast deed Springer voorstellen tot veranderingen in het parkdeel direct achter het huis. Waarschijnlijk adviseerde hij ook over de voortuin, alhoewel daarvan geen plantekening bekend is. De expertise van Springer als dendroloog is duidelijk zichtbaar door de exoten die op het voorterrein nog te vinden zijn. In het oog springen vooral een Tulpenboom, een Ginkgo en een Libanonceder.
De huidige rozen kampen met aaltjes en vraat van reeen die de gracht overspringen. Er zijn na een aantal proefveldjes rozen gevonden, die zich enigszins staande weten te houden, maar de tuin is daardoor minder uitbundig dan die zou kunnen zijn. De tuin wordt bijgehouden door hovenier Donkergroen.