Op basis van bestudering van landschapsarchitect Husly’s manuscript en de minuutplankaart van 1811 zijn de volgende voor de tijdlaag van Husly kenmerkende principes benoemd:
- Het principe van het huis en omgeving met nutstuinen en erachter een landschapspark dat werd gekenmerkt door een tweedeling: een vrij dicht, compact opgezet gestileerd tuindeel direct achter het huis (het Engelsche Bosch/de Engelsche Bosch) en een meer landschappelijk wandelpark dat de agrarische omgeving als decor gebruikte. Zo ontstond een driedeling.
- Het principe van de wandeling als leidend thema voor het recreatief gebruik en als ruimtelijk organiserend principe dat het huis en directe omgeving, het deel van de Engelsche Bosch en omgeving en ten slotte het agrarisch landschapspark met elkaar verbond. De wandeling werd begeleid door verspringende bomen die aan weerszijden dicht tegen het pad aan stonden. Het principe van een vaste wandeling is bekend uit de landschapsstijl, onder meer uit Stourhead, waar een zorgvuldig geprogrammeerde wandeling was aangelegd die de bezoekers in een vaste richting geacht werden te lopen langs een aantal bijzondere plekken en zichtlijnen.
- Het principe van de hoogtepunten: al wandelend door het park trof de bezoeker diverse verbijzonderde plekken aan, zorgvuldig ontworpen met de inzet van reliëf, bijzondere beplanting en architectonische objecten. Vaak werden de middelen gecombineerd ingezet zoals bij het bergje met de solitude in de zichtas, of bij de vijver op het verste punt van de wandeling waar alles samen kwam.
- Het principe van het geleende landschap (‘borrowed landscape’): op een aantal plaatsen bood de wandeling zicht op de omgeving. De omgeving (weilanden, vee, boerderij, molen, kerktorens) speelde een belangrijke rol in de landschappelijke ervaring. Onder aan de voet van het bergje, waarvandaan de arcadische omgeving in volle omvang kon worden genoten had Husly een drinkplaats voor koeien gedacht, waarmee het agrarisch landschap letterlijk aan de voeten van de wandelaar lag. Dit aspect van het plan is verloren gegaan.
- Het principe van een reeks van ruimtes, in een oplopende sequentie van klein naar groot, langzaam van karakter veranderend (zie tekening op pagina 54).
- In Husly’s plan is sprake van een opbouwende reeks van open ruimtes, van klein en gedomesticeerd in de omgeving van het huis/moestuin, via een kleine ruimte naast de slingervijver, naar grotere open ruimtes, wisselend van omvang en op het omliggende landschap georiënteerd volgend het principe van ‘the borrowed landscape’ (zie punt 4.).
- Het principe van contrasten: de wandeling bood een ervaring van heel verschillende en steeds wisselende contrasten, soms heel opvallend, vaak subtiel (tinten groen). Husly speelde met licht vs donker, met natuurlijke bossages vs uitbundige bloemenperken, met formele neo-classicistische bouwkundige elementen temidden van een natuurlijk parklandschap.
- Het principe van verschijnen en verdwijnen: Husly borduurde voort op de principes van de vroege landschapsstijl, waarin de wandeling spannend moest zijn, afwisselend. Al wandelend ontvouwde zich langzaam steeds nieuwe zichten. Soms waren belangrijke punten zichtbaar, dan weer waren ze aan het zicht onttrokken door zorgvuldig geplaatste boombeplanting en onderbegroeiing. Ook wisselde steeds het zicht op het water; dan weer liep het pad er langs, dan boog het pad van de watergang af en werden water en pad door beplanting visueel van elkaar gescheiden.
- Het principe van slim verhullen. In de landschapsstijl werd op kunstmatige wijze een zo natuurlijk mogelijk beeld nagestreefd. Alles wat dat beeld afzwakte, werd zorgvuldig gemaskeerd. De plek waar de vijver kunstmatig werd gevoed werd zo bijvoorbeeld afgeplant met zogenaamde bronbosjes. Ook op Windesheim is te zien hoe Husly de plekken waar de slingerende ‘natuurlijke’ watergangen de omliggende rechte poldersloten raakte verborg door reliëf, hoogstwaarschijnlijk in combinatie met beplanting.
- Het principe van werk met werk maken. Husly toont zicht een ware ingenieur op Windesheim. De grond die vrijkwam bij het graven van de watergangen is gebruikt voor ophoging van het terrein. De wandeling ligt daardoor op veel plekken iets verhoogd. De beleving vanaf de wandelroute nam hier toe, de beschouwer kon iets meer op het water kijken en over het omliggende landschap. Door de extra hoogte ontstond ook een beter groeiplaats voor de bomen: zo hebben de beuken (die niet van te natte voeten houden) op de sikkelvormige verhoging daardoor kunnen uitgroeien tot monumentale exemplaren.